Woord vandaag

‘Omdat we er steeds over nadenken, verlang ik steeds meer naar wat
ons wacht.’

We zijn tevoren bestemd tot zoonschap, de plaats van zoon. Dat staat
in Romeinen 8. In Efeziërs 1 ontdekken wij, dat de omgeving waar dat
zoonschap volledig tot zijn recht gaat komen, te midden van de heme-
lingen is. Dat heeft een Israëliet zeker nooit kunnen vermoeden. De
Benjaminiet Saulus evenmin. Die hadden een aardse verwachting op
aarde. Paulus maakt echter aan de uitgeroepen Israëlieten bekend, dat
zij een eerdere verwachting in Christus hebben dan de anderen uit het
uitverkoren volk, die een aardse verwachting hadden (en hebben). Deze
‘eerdere verwachting’ tekent hij aan in Efeziërs 1:12. Even later blijken
door het ‘ook jullie’ (Efeziërs 1:13), de gelovigen uit de natiën deel te
hebben aan die vroegere verwachting.

‘Ik zie ernaar uit, al die anderen te ontmoeten in de lucht, boven!’

Dat gaat een ontmoeting worden, nou en of. De geweldige troost en be-
moediging lezen wij in 1 Thessalonicenzen 4:13-18. Dat is de eerdere
verwachting waar Efeziërs 1:12 op doelt. Niet dat wij eerder dan de rest
van Israël in de eindtijd het aardse koninkrijk binnenwandelen, nee!
Wij worden weggeroepen door de bazuin van God, die uitsluitend leven
betekent. Opstanding van de ontslapenen in Christus. En wij zullen met
hen samen tegelijk weggrukt worden van deze aarde, en in de lucht de
Heer ontmoeten. Daarna gaan we via de bema (erepodium) onze intrek
nemen in Zijn hemels koninkrijk, in de hemelen, te midden van de heme-
lingen. Wat een verwachting!

‘Heerlijk, we zullen voor het aangezicht van Vader gesteld worden.’

Dat moet heel bijzonder zijn. Dan zullen we gaan meewerken en dienen
in de regering van de grote Zoon van God, om dat hemels koninkrijk echt
gestalte te geven en steeds verder uit te breiden als we de grote overwin-
ning van Christus Jezus gaan bekendmaken, waardoor het proces van
levendmaking ook daar voortgezet wordt. Dat moet wel iets heel groots
zijn wat ons wacht.
Dan zullen we hen duidelijk gaan maken, wat het inhoudt dat het oude is
voorbijgegaan en dat voor hen het nieuwe is gekomen en komt: nieuwe
schepping in Christus te zijn!

‘Dit is iets waar we bijna nooit bij stilstaan.’

Goed om te doen hoor, in Efeziërs zijn we nu eenmaal verplaatst van de
aarde naar de hemelen om daar het ons toegelote deel te genieten, en zijn
wij gezamenlijk-lotgenieters (Efeziërs 3:6). In het koninkrijk van de Zoon
van Zijn liefde. Dat is boven, we zouden dan ook bedacht zijn op wat boven
is, waar Christus, zittend aan de rechter(hand) van God. We worden nu al
getrokken uit de tegenwoordige boze eon (Galaten 1:4), en we zijn burgers
van ons domein in de hemelen, waaruit wij Hem verwachten: als Redder!  

Woord vandaag

‘Wel bijzonder, iets te leren over hoe het gaat bij die hemelingen.’

In het geestelijk bereik zien we dus vanuit Kolossenzen een hele hiërar-
chie (rangorde). De soevereiniteiten lijken bovenaan te staan. In Efeziërs 1
wordt ook een rangorde genoemd. Christus Jezus staat daar boven. We
zullen als lichaam van Christus juist aan de hoogsten te midden van de
hemelingen (Efeziërs 3:10) die veelvuldige wijsheid van God bekendma-
ken. Als een geweldige eenheid zullen wij doen wat Hij wil. Wij zullen
direct door de geest van Christus geleid dat doen aan goede werken die
Hij tevoren gereedmaakte. Dat was bij Vader al vóór de nederwerping
van de wereld bekend. Vanzelfsprekend.

‘Ja, wat een wonderlijke en geweldige dingen zijn dit.’

We hebben geen idee wat het echt gaat betekenen voor God, voor
Christus, en voor ons. Zo’n enorme tentoonspreiding van Gods werken
voor de soevereiniteiten en gevolmachtigden daar, boven! Ongeloof-
lijke heerlijkheid en uitstraling van licht en waarheid en eenheid. Dat
moet de hemelingen wel brengen tot onderschikking aan de Zoon. Net
zoals een heel bijzonder mens een geweldige indruk kan maken op an-
dere mensen, zó –en dan nog veel meer- zullen wij een enorme indruk
maken, omdat het Zijn geest is, die op volle kracht door ons heen werkt
en Gods veelvuldige wijsheid bekendmaakt.

‘Dit kan nooit hetzelfde zijn als wat Israël zal doen op aarde.’

Nee, dat is van een heel wat lagere orde. Net zoals het evangelie van
de besnijdenis een veel mindere heerlijkheid bevat dan het evangelie
van de voorhuid (onbesnedenen), zo veel lager is het aardse niveau
dan het hemelse. En dus heeft Israël een andere roeping dan de ekkle-
sia die Zijn lichaam is. Deze hoge roeping van het lichaam van Christus
leidt tot een wandel die ootmoedig is, want wie heeft zoiets verdiend?
Het aardse leven voor de bewustwording van de redding in Christus
Jezus was niet iets om trots op te zijn. Ook degenen die leden zouden
worden van dat lichaam, vielen onder de vaststelling van Romeinen 3.

‘Er is niemand die goed doet, ook niet één?’

Jawel. Niemand bleek rechtvaardig te zijn, niemand die echt goed doet,
allen werden onnuttig en leefden zonder God in eigen krenkingen en
begeerten. Dat was niet gezellig. Het zou tot een ootmoedige gezind-
heid leiden, een waarachtig nederige houding als het om
God, Christus
en Zijn woord gaat. Dan gaat het om echt accepteren wat
 God zegt, nauw-
keurig en precies volgen wat geschreven staat. Niet the
ologiseren alsof
je zelf boven het Woord staat, maar in een diep respect
volle houding voor
God en Zijn woord. In het besef, dat dat Woord zo’n
 bijzondere, hoge roe-
ping voor het lichaam van Christus bekendmaakt! 

Woord vandaag

‘Goede werken – God heeft ze al tevoren gereedgemaakt, net zoals Hij alles
ver van tevoren al bepaald had.’

Voor Hem bestaan geen verrassingen, Hij werkt alles uit in overeenstem-
ming
 met de raad van Zijn wil. Hij heeft alles tevoren bepaald en vastge-
legd, Hij
werkt het uit in de tijd, met als belangrijkste ‘instrumenten’
Christus Jezus
en de ekklesia die Zijn lichaam is. Wij hebben ons domein
in de hemelen,
waaruit wij onze Redder verwachten, de Heer Jezus Christus,
die ons verne
derd lichaam zal omzetten, gelijkvormig aan Zijn heerlijk-
heidslichaam, in
overeenstemming met de werkzaamheid die Hem zelfs
in staat stelt het al
aan Zichzelf te onderschikken.
Dát is onze verwachting. Niet op aarde. Nee. Boven, te midden van de heme-
lingen zullen wij samen met Hem regeren als lichaam van Christus. Iets heel
bijzonders, dat in eerdere Schriften niet bekend was gemaakt dan alleen in
de brieven van Paulus.

‘Als je iemand vertelt van deze toekomst, wil die er niet aan.’

Helaas is het voor veel gelovigen niet duidelijk wat er in de toekomst ge-
beurt met ons als de leden van het lichaam van Christus. Men heeft aller-
lei verwachtingen, de een nog wonderlijker dan de ander. Er bestaat vol-
gens Efeziërs 4:1-6 slechts één verwachting van onze roeping, en dat le-
zen wij in deze brief vijf keer: ‘te midden van de hemelingen’. En wat die
hemelingen zijn, lezen wij ook in Kolossenzen 1: tronen, heerschappijen,
soevereiniteiten en gevolmachtigden. Daar hebben de leden van het li-
chaam dus een roeping voor. Deze hemelingen ontvangen waarschijnlijk
via boodschappers berichten over de leden van dat lichaam.

‘Zij weten van veranderde levens?’

Ja, als je het grote verschil leest over hoe wij eerst wandelden (Efeziërs
2:1) en hoe wij nu wandelen (Efeziërs 2:10), dan zullen die hemelingen
verbaasd zijn, dat de verkondiging van het evangelie van onze redding
zo’n grote uitwerking heeft op mensenlevens. De geestelijke boosheden
in de lucht beheersten eerst vooral ons denken en wat wij geloofden,
en nu is het denken, het hart en leven van de gelovigen enorm veran-
derd door de totale overwinning van Christus Jezus door Zijn dood en
opstanding uit de doden. Dat heeft de slang de kop vermorzeld. Vanaf
die ommekeer is een proces op gang gebracht, dat niet meer te stoppen
is. Dat zal uitlopen op de onderschikking van het al onder de voeten van
de Zoon, Psalm 110 zegt wel het nodige over het geheimenis van Chris-
tus, het hemelse aspect ervan werd later in Efeziërs bekendgemaakt.

 

Woord vandaag

‘Wij worden geschapen in Christus Jezus met een hoog doel.’

Zo mag je dat wel zeggen. Het is ‘voor goede werken, die God van tevoren
gereedmaakt opdat wij daarin zullen wandelen’.
De ‘goede werken’ zijn niet –zoals bij Jakobus- een vereiste om ons geloof
te bewijzen. De ‘goede werken’ zijn evenmin de werken van de wet of de
Thora, zoals sommigen graag hier in willen leggen. Eigenlijk een absurde
ge
dachte, dat het hier over de werken van Thora zou gaan.
Waar het wel om gaat, zijn die werken die Hij door ons heen doet nadat
wij
 geroepen zijn en door Hem geschapen worden in Christus Jezus.
Wij doen
 wat Hij door Zijn geest in ons werkt.

‘En zijn dat de goede werken van Titus 2:14?’

In Titus 2:14 wordt zelfs over ideale werken gesproken. Of daar zoveel ver-
schil
 in zit? Qua woord wel, ‘ideaal’ (Grieks: kalon) is meer dan ‘goed’
(Grieks: agathon).
 In het verband van Efeziërs 2:10 gaat het niet alleen om
de werken die wij
doen nadat wij ons bewust werden van onze redding hier
op aarde. Het gaat
 óók om de werken die wij zullen doen te midden van de
hemelingen en het
 meewerken aan de wederzijdse verzoening van de he-
melse machten. Wat een
 onvoorstelbare toekomst! We zouden deze hoge
roeping koesteren en ons er
op voorbereiden. Zoals Kolossenzen 3:1-4 ons
aanwijst om bedacht te zijn op
 wat boven is, waar Christus is, zittend aan
de rechter(hand) van God.

‘Ja, daar staat zelfs bij: “niet wat op aarde is”, duidelijk.’

Omdat wij op aarde leven en rondlopen, zijn wij daarbij betrokken. Voor
gelovigen blijkt het in de praktijk maar moeilijk om hun aandacht op
Christus en
 de hemelse dingen te richten. Geestelijke zegeningen zijn nu
eenmaal niet te
 zien aan de buitenkant. Israël kreeg manna uit de hemel,
wij ook maar dan in
 geestelijk opzicht voedt de Heer ons. Met Zijn woord,
dat ons overbrengt wat
 er in de hemelen is en wat ons daar wacht. Veel
gelovigen kunnen zich daar
moeilijk wat bij voorstellen. Zij zijn liever
met tastbare dingen bezig, die op
 zich niet schadelijk zijn, maar ook niet
nuttig. Sterk voorbeeld daarvan is, dat
de kerk zich beschouwt als het
koninkrijk van God op aarde, een misvatting
 van kolossale omvang.

‘Als het daar om gaat, dan valt er heel wat over te zeggen.’

Ja. Dat de kerk denkt het aardse koninkrijk te zijn, een kapitale geeste-
lijke
blunder van de eerste orde. Zij stelde zich in plaats van Israël –ook
een enor
me geestelijke misser- en dus achtte de kerk zich het rijk van God,
of op zijn
 minst meewerkend om het koninkrijk van God op aarde te breng-
en.
 Bijzonder tegengesteld aan wat de Schrift naar voren brengt, dat zal
voor de
oplettende bijbellezer duidelijk zijn. De ‘goede werken die God van
tevoren
gereedmaakt’ is dus niet het meewerken aan de komst van het
aardse konin
krijk, evenmin gaat het om meehelpen opbouwen en voort-
duren van een or
ganisatie. Het gaat om de opbouw van het lichaam van
Christus, zodat dat li
chaam groeit naar volwassenheid in het geloof in de
praktijk en zo voorbe
reid is op de grote opdracht die wacht, boven, te mid-
den van de hemelingen! 

Woord vandaag

‘Wat een evangelie, het is zo rijk!’

We zijn als gelovigen onvoorstelbaar bevoorrecht als we dat tegen andere men-
sen afzetten. Mensen zijn zich hun geestelijke armoede vaak niet bewust. Ook
gelovigen zijn zich hun geestelijke rijkdom vaak onvoldoende bewust. Als je je
iets bewust zou zijn van wat in vers 10 van Efeziërs 2 staat, namelijk:

‘wij die geschapen worden in Christus Jezus’

Dan zou je je de koning te rijk weten. Het bijzondere is, dat hier het woord ‘schep-
pen’ gebruikt wordt. God schept ons nieuw in Christus Jezus, de verhoogde en
ver
heerlijkte Heer. Wij zijn in Hem een nieuwe schepping en in het volgende
gedeel
te van Efeziërs 2 (11-22) zal blijken, dat wij deel uitmaken van de nieuwe
mens
heid. Dat is, zoals we gezien hebben, géén aansluiten bij Israël als waren
we een 
soort proselieten, maar een nieuwe woonplaats van God in (de) geest.
Over deze rijkdom denk je na: ‘wij, die geschapen worden in Christus Jezus’;
een schitterende nieuwe schepping door de grote Schepper, God, de Vader, die
alles schept (Efeziërs 3:9). Wij zullen net als de Zoon zelf een heerlijkheid 
stralen
die daarvoor bij de hemelse machten ongekend was.
Wat zullen die 
soevereiniteiten en gevolmachtigen verbaasd staan!

‘We zijn bijzondere mensen geworden, omdat wij door Hem gekozen zijn.’

En waar hebben we het aan verdiend? Ons gedrag in het vlees was eerder in
principe aanleiding om ons te veroordelen, maar wij waren bedoeld in Gods
plan van eonen om bij de ekklesia die Zijn lichaam is, te gaan horen. Daarom
ontkwamen wij aan veroordeling en werden door het woord van de waarheid
gered. Omdat wij absoluut zeker weten, dat er geen veroordeling is voor hen
die in Christus Jezus zijn, zijn wij in een nieuwe situatie gekomen, die onverge-
lijkbaar is met de oude. God wekte ons op, gaf ons Zijn geest en zo zijn wij
sindsdien op weg naar de hemel. We zingen: ‘wij trekken hemelwaarts’ en
daarvoor ontvangen wij dat nieuwe, verheerlijkte lichaam, een gebouw uit
God, niet met handen gemaakt, in de hemelen. Dat is de belofte, die Hij 100%
zeker zal waarmaken!

‘Wat ik soms niet begrijp, is dat gelovigen dit zomaar als vanzelfsprekend aan-
nemen en er niet steeds blij mee zijn.’

Dat is wat mij soms verbaast. Nog veel groter is mijn verbazing over gelovigen,
die genade van Christus Jezus gekend en beleden hebben en dan toch onder
de wet gaan leven, uiteindelijk. Daar begrijp ik he-le-maal niets van. De Gala-
ten deden dat ook. Men voert allerlei redenen aan om hun afwijken van de
woorden van de apostel van de natiën goed te praten en te rechtvaardigen,
maar een echte geldige reden kan er niet zijn. Het is het meest brede evange-
lie dat er is. Breder, hoger, dieper en langer kan gewoon niet. Al het andere
valt erbinnen. De diepgaande boodschap zoals we die ook hier in Efeziërs le-
zen, gaat veel verder en dieper dan al het andere dat voor de besnijdenis ge-
schreven is! En de gemeente, het lichaam van Christus? Die vervult daarin de
essentiële functie van verzoeners, geleid door Christus Jezus.