‘He toch goed om gisteren even te zien, dat Paulus geen
Jood is gebleven.’
In de nieuwe schepping vallen vleselijke verschillen sowieso
weg. In Christus Jezus is noch besnijdenis noch voorhuid,
schrijft hij in Galaten 6. Het gaat erom of je een nieuwe schep-
ping bent. En Paulus was dat, in Christus Jezus. Daarmee was
hij voorbij deze oude waarin allerlei vleselijke verschillen en
voorrechten nog een rol spelen. Daarom was Paulus religieus
gezien geen Jood meer. Dat hij afkomstig was uit de stam Ben-
jamin achtte hij als ‘verbeurd’. Daarmee was voor hem ook alle
verplichting van de wet weggevallen. Hij hoefde zich niet lang-
er te houden aan de kasjroet (kosjer eten), noch aan de feesten
van Leviticus 23.
‘Dus dat heeft hij allemaal losgelaten?’
Jawel. Voor hem was er geen bijzondere dag of maand of jaar
meer, alles was in Christus vervuld. Het lichaam van Christus
staat helemaal los van al zulke voorschriften. Dat de Galaten
daar onder (gebracht) waren, verbijsterde hem. Gojim, heide-
nen op wie nooit iets gelegd was als het gaat om het Mozaïsche
systeem, waren nu omgeturnd en leefden onder de wet! Zij
waren teruggekeerd naar de arme grondregels van de wereld.
Zij waren hun vrijheid in Christus Jezus kwijt geraakt. Geen an-
der evangelie had dat bewerkt, maar een andersoortig evange-
lie, en dat is geen evangelie.
‘In elk geval behoorde Paulus niet meer bij het Jodendom,
zijn judaïsme was hij kwijt.’
Een eigen gerechtigheid, die uit de wet kon hij niet als bezit
beschouwen. Hij sprak wel over het geloof van Christus waar-
door ook hij (Paulus) gerechtigheid ontving. Paulus was diep-
gaand veranderd en kon als geen ander de zware arbeid van
apostel doen. Dat was de kracht van Zijn genade, die hem in
staat stelde zoveel voor Hem te kunnen doen. Daarmee was
alle roemen uitgesloten. Het draait niet om de kracht en kunde
van de mens, maar om de opstandingskracht van Christus!