Woord vandaag

‘Ben benieuwd wat er meer te zeggen is over deze dingen.’

De tabernakel en de tempel verschafte de Israëliet (en eventueel de
vreemdeling die te midden van het volk woonde)  toegang tot IEUE.
Alleen gold dat in het echt voor de hogepriester, die een keer per
jaar op jom kippoer in het heilige van de heiligen mocht naderen tot
IEUE, maar alleen met bloed van het geslachte dier.

‘Toegang tot God is voor ons rechtstreeks.’

Wij vinden het gewoon, dat wij vrij met Vader kunnen spreken, maar
dat was heel lang niet het geval. De hogepriester van Israël kon één
keer per jaar op jom kippoer in de nabijheid van IEUE komen. Maar nu
in dit beheer van de genade van God (Efeziërs 3:2) kan de gelovige vrij
tot God naderen. De zonde maakte dat voorheen onmogelijk, daarom
werd de eredienst bij Israël ingesteld.

‘De weg tot God was voor de hemelsen ook verhinderd?’

We mogen afleiden uit de dienst die in Exodus beschreven staat, dat
ook bij de hemelingen de toegang tot God verstoord was. We hebben
samen in het verleden gesproken over de eerste eon, waarin een rebel-
lie onder de hemelsen plaatsvond door de geschapen tegenwerker.
Daardoor deed de zonde intrede in het geschapene en werd de dienst
aan God van de hemelsen verstoord en nadering tot God onmogelijk.

‘Iets bijzonders moest gebeuren?’

De eredienst in Israël, vol met tyologie naar de Heer Jezus Christus,
sprak van Hem die komen zou. Het sprak dus van betere dingen dan
deze dienst zelf. Het offer op jom kippoer moest steeds, elk jaar, her-
haald worden. Het wachten was op een definitieve ‘oplossing’ van
Het probleem van de afstand tussen de mens en God. Zo ook te mid-
den van de hemelingen.

Woord vandaag

‘Heel boeiend: de aardse tabernakel naar hemels voorbeeld.’

We zijn door Hebreeën 8 bepaald bij iets, dat velen ontgaat. Het is ook
logisch, omdat de meeste gelovigen en christenen aards gezind zijn.
Men is bezig met hier en nu op aarde, deze aarde tot een betere plek
maken. Of men is erg bezig het met elkaar gezellig te hebben in betref-
fende kerk/gemeenschap/gemeente. Ook een andere gezindheid.

‘Ook Hebreeën spreekt over hemelse aspecten.’

De hemelse aspecten komen vrijwel nooit aan de orde in kerk/gemeen-
te. Het is daarom goed, er aandacht aan te geven. Omdat Mozes gezegd
werd de tabernakel en al het bijbehorende gereed te maken voor de
dienst aan God, naar het voorbeeld dat hem getoond was, moet er een
hemels origineel zijn.

‘Daar spreekt Hebreeën 9 over.’

Ja, er wordt in 9:11 gezegd:

maar toen is Christus verschenen, de Hogepriester van de toekomstige
goederen; Hij is door de meerdere en meer volmaakte tabernakel ge-
gaan, die niet met handen gemaakt is, dat is: niet van deze schepping.

Hij ging in in de ware tabernakel, de hemelse, terwijl in 9:1 over het
aardse heiligdom gesproken wordt. Ook wordt van Christus in 8:2 ge-
zegd:

een Dienaar in het heiligdom en ware tabernakel, die de Heer met pin-
nen heeft vastgezet en niet een mens

‘Eigenlijk wonderlijk, dat er in de hemelen ook eredienst is.’

God wil de aanbidding en eer van Zijn schepselen ontvangen. Daarom
werd tegen het volk Israël ook gezegd in het eerste woord van Sinaï,
dat zij geen gesneden beelden mochten maken van IEUE en evenmin
andere goden voor Zijn aangezicht zouden hebben. De dienst aan God
bij tabernakel en tempel was een afbeelding van wat boven, in de he-
melen al vanaf de eerste eon plaatsvond bij de hemelsen!

Woord vandaag

‘De Filippenzen kenden hun domein in de hemelen.’

In 3:20,21 wordt eraan herinnerd. Dat geldt ook ons: ons domein is in
de hemelen, waaruit wij onze Heer Jezus Christus als Redder verwachten.

Enige tijd geleden hebben we het gehad over de eerste eon, dat daarin
de hemelingen al bestonden en er onrust ontstond door toedoen van de
tegenwerker. We hebben toen ook gezien, dat er een dienst aan God van
de hemelsen bestond, kennelijk.

‘We hebben heel even daarover gesproken.’

Misschien goed, in verband met ons steeds dichterbij komende hemelse
bediening, daar wat uitgebreider bij stil te staan. In de Hebreeënbrief
wordt dat genoemd in 8:5. Het goddelijk dienstbetoon van de hemelsen.
We lezen in de Schrift, dat er een dienst aan IEUE werd ingesteld. Mozes
werd gezegd de tabernakel te ontwerpen en in te richten.

‘Gods ontmoetingsplaats in de tent.’

Mozes was bij IEUE op de berg en daar werden hem de hemelse dingen
getoond. Wat Mozes precies zag weten wij niet. In elk geval was er wel
een dienst aan God bij en door de hemelsen. Er werd een tent en allerlei
instrumenten gemaakt, waarvoor Bezaleël en Aholiab een speciale toede-
ling van Gods geest kregen. Zodat zij inzicht hadden in hoe een en ander
moest worden.
Voor ons zijn dergelijke rituelen niet nodig, wij hebben als gelovigen van
nu rechtstreeks toegang tot de Vader!

Woord vandaag

‘Duidelijk gezegd in 2 Korintiërs 11.’

Met hun woorden slaat men niet zelden de gelovigen in het gezicht, wan-
neer zij zeggen, dat de gelovigen zulke verschrikkelijke zondaren zijn, slecht,
tot niets nut. Zij zijn uiterst wettisch, zij geven geen ruimte aan de gelovigen,
zodat zij kunnen groeien. Dit komt te vaak voor binnen de christenheid.
We zien dan de zeer ernstige uitwerking van een wettische geest, waar-
door de gelovigen niet tot bloei kunnen komen.

‘Wanneer je leest in de brieven, ligt het anders.’

Daarin klinkt de genade door, die aan de gelovigen gebracht is. Daar past
geen enkele wet bij. Ook van de Filippenzen wordt gezegd, dat zij deelne-
mers waren geworden aan de genade. God werkte onder hen en zij hadden
bijgedragen aan het evangelie vanaf de eerste dag. Ook zij leefden in genade
en dat gaf hen kracht om zo Paulus te ondersteunen.

‘Ja Filippenzen is erg fijn. Ook gisteravond weer.’

We zijn uiterst gezegend, en de Filippenzen hadden dat gehoord, zij geloof-
den 
de geweldige boodschap van rechtvaardiging, genade en verzoening.
Zij wisten 
van hun hemels burgerschap en hemelse bediening. Paulus kan niet
anders dan 
danken voor deze gemeente. Heel bijzonder, dat zij zo in hun
dienstbetoon ston
den. Een voorbeeld voor ons.

Woord vandaag

‘De Korintiërs lijken model te staan voor de huidige christenheid.’

Zij verdroegen niet alleen de leraren die met een andere Jezus kwamen;
of die met een andersoortige geest en andersoortig evangelie kwamen.
Zij verdroegen ook wat die leraren hen aandeden. Dat schrijft hij in 11:20:

want jullie verdragen het indien iemand jullie tot slaven maakt, indien
iemand jullie verslindt, indien iemand wegneemt, indien iemand zichzelf
verheft, indien iemand jullie in het gezicht slaat

Dit is binnen de christenheid aan de orde van de dag. Alleen worden deze
praktijken niet herkend als afwijkend. Een leraar die de genade en de ver-
zoening verkondigt, zou gekenmerkt worden door de zachtmoedigheid en
welwillendheid van Christus (2 Corinthiërs 10:1).

‘Het soort leraren die Paulus noemt, zijn wettische?’

Ja, want de prediking van de wet leidt tot slavernij, angst en vrees. Er wor-
den dan allerlei geboden met dreiging opgelegd. Wanneer de gelovigen
niet aan de regels voldoen die de betreffende leraar/voorganger/evange-
list oplegt, wordt het gemeentelid uitgestoten of soms publiek te kijk
gezet. De psychologische druk die daarvan uitgaat, is groot en niet zelden
leidt het tot angst, depressiviteit en lichamelijke klachten. Het zich niet
houden aan wat opgelegd is wordt gezien als ongeloof dan wel ontrouw.

‘Nou nou, dat is nogal wat.’

En het trieste is, dat bovenvermeld type leraren de gelovigen verslinden,
dat wil zeggen: zij leven niet zelden van de giften van de gelovigen en eisen
meestal de tienden, zoals de wet (voor Israël!) zegt. En zij eisen méér zodra
zij iets extra’s menen nodig te hebben. Zo waarschuwde de apostel de oud-
sten in Milete uit Efeze dat wrede wolven zouden binnenkomen bij hen, die
de kudde niet sparen
, en dat uit uw eigen midden mannen zullen opstaan

die verdraaide dingen spreken om de discipelen weg te trekken achter zich
aan (Handelingen 20:29,30).

‘Tsjonge jonge.’

Het zijn ernstige woorden. Paulus had in Efeze 3 jaar lang gearbeid, en nacht
en dag de gelovigen daar opgebouwd door het woord van genade.
Gemeenten die het woord van de apostel Paulus hebben leren kennen, wor-
den door genoemde dingen bedreigd. Toetsen aan de Schrift is nodig, bij alles
wat je hoort en ziet, wat gebracht wordt. Al te snel komen leraren op, die zich-
zelf verheffen en boven de anderen gaan staan. Hoe veel kunnen wij dan leren
van iemand als Paulus, die de ootmoedige gezindheid toonde!