Woord vandaag

‘Welke rol speelt eigenlijk de boekrol van het leven bij de grote witte troon?’

Bij het moment van de grote witte troon gaat het erom, welke mensen niet
in
 die rol geschreven staan. Degenen die er wel in staan komen niet voor
die troon
 want zij hebben al leven en er staan doden bij/voor die troon.
Al degenen die
 eerder opgestaan zijn of tijdens de 1000 jaar geboren wor-
den en in het boek
 van het leven staan, komen niet voor de grote witte troon.
Maar we hebben
 het over degenen die wél voor de grote witte troon staan.

‘Ja er wordt dan gezegd, dat zij in het meer van vuur geworpen worden.’

Nu moet je goed op de formulering letten:

Indien iemand niet bevonden werd geschreven te zijn in de boekrol van
het leven, hij werd geworpen in het meer van vuur      
(Openbaring 20:15)

Het is een negatieve stelling. Vinden wij misschien niet prettig, maar het
staat
 er wel zo, en daar hebben we mee te maken. Ook in Openbaring 20:14
gaat het
 om wat in het meer van vuur geworpen wordt:

En de dood en de hades (onwaarneembare) werden in het meer van vuur
geworpen; dit is de tweede dood: het meer van vuur

Dit is een beeldspraak voor de mensen die erin geworpen worden. Zij
waren dood
 en ‘bevonden zich’ (eigenlijk kun je dat zo niet zeggen) in de
hades (zij waren in
die situatie onwaarneembaar, de ziel was er niet meer).
Zij zijn even wakker ge
maakt om voor de grote witte troon, de Heer Jezus
Christus, te verschijnen. Zij
 zijn gericht (geoordeeld) naar hun werken.
Dat is gericht is voorbij.

‘Dus zij worden pas ná het gericht in het meer van vuur geworpen?’

Ja. Wanneer het gericht voorbij is, worden zij pas in het meer van vuur
geworpen.
 Dat is voor al die mensen de tweede keer dat zij doodgaan: de
tweede dood. Over
 de functie van de tweede dood kunnen wij later misschien
een keer nadenken.

Dat de boekrol van het leven apart genoemd wordt heeft te maken met vooral
het volk Israël. De boekrol van het leven wordt vooral met het volk in ver-
band
gebracht. En al degenen die eruit gewist werden, zij staan voor deze
witte troon.
 Zij worden daar ook gericht naar hun werken, in overeenstem-
ming met het evan
gelie van Paulus.

Woord vandaag

‘Er waren best veel vragen afgelopen woensdagavond.’

Het boek van het leven roept altijd vragen op. Zeker als het ook een belang-
rijke rol speelt bij de grote witte troon en de tweede dood. Dan hebben men-
sen extra veel belangstelling te weten hoe het naar de Schrift is. We hebben
gezien welke mensen in het boek van het leven staan. En van wie de namen er
uit gewist worden. Dat doet veel stof opwaaien. De opstanding voor de grote
witte troon is tot gericht, niet tot leven. Degenen van wie de werken beoor-
deeld worden, worden daarna in het meer van vuur geworpen en dat is voor
hen de tweede dood.

‘Ja, bij nader inzien geen eenvoudige tekst in Openbaring 20:11-15.’

Het lijkt eenvoudig, maar als je goed gaat lezen, blijkt het nog niet zo makke-
lijk te zijn. Er staan daar doden, dat wil zeggen: mensen die dood waren en
voor dit moment zijn opgestaan, wakker gemaakt. Om te worden gericht naar
hun werken. Dat gericht staat in Romeinen 2. Paulus zegt daarvan dat dat in
overeenstemming met zijn evangelie is. Wat wordt in het evangelie dan ont-
huld? De gerechtigheid van God (Romeinen 1:16,17).

‘O wacht, daarom schrijft Paulus dat.’

De grote, witte troon spreekt van Gods gerechtigheid. Waar anders van? Van
de ongerechtigheid van de mens? Dat ook, maar juist dat laat des te scherper
Gods gerechtigheid zien, tot Zijn eer. Zo gezien is ook de grote witte troon tot
eer van God. En het is een van de talloze werken van God, net zoals ons geloof
Gods werk in ons is. God kijkt niet of wij geloof hebben en gaat dan op weg met
ons, zo is het beslist niet. Hij schenkt ons geloof door horen naar Zijn woord.
En wij als gelovigen komen niet onder het gericht van de grote witte troon!

Woord vandaag

‘Wat een plan. En wat een groot God!’

Zeker is, dat God uiteindelijk alle eer zal krijgen. Hij heeft alles ontworpen,
bedacht. Wat een wonderlijk voornemen, dat Hij het zó doet. Hij bewerkt
echt alles in overeenstemming met de raad van Zijn wil. Hij zal alles terecht
brengen. De uitspraken van de Schrift zijn duidelijk. God bedoelt wat Hij zegt,
en vaak menen wij te moeten toelichten wat Hij werkelijk bedoelt.

‘Ja en de tegenwerker, de oude slang, deed dat in de hof al!’

Zette daarmee Eva op het verkeerde spoor. Keerde om wat God zei en be-
doelde. God zei dat de mens zou sterven. De slang ontkende het en zei dat
de mens niet zou sterven. Dat is de grondslag voor al het beweren dat dood
een andere vorm van leven dan wel bestaan is. Maar, dood is volgens de

Schrift echt dood, hoe onprettig dat ook is – om te zeggen.

‘Dat geldt dus ook voor de tweede dood.’

Anders zou God een ander woord gebruikt hebben. Hij heeft zelf de uitwer-
king van het werpen in het meer van vuur op de mens zo betiteld. Dat is de
tweede dood: het meer van vuur. Mensen kunnen filosoferen en redeneren
wat ze willen over de tweede dood, maar dood is het. Alle mensen die in het
meer van vuur geworpen worden, gaan daarin voor de tweede keer dood.
Om uiteindelijk te leven, wanneer God alles in allen zal zijn. En in die uit-
spraak is alles echt alles en allen echt allen

Woord vandaag

‘We zien steeds meer hoe Vader in de geschiedenis werkt.’

Zeker, misschien is wel een van de opmerkelijkste, dat God met veel geduld
de vaten (instrumenten) van verontwaardiging draagt. Wanneer we naar
het tekstverband kijken, Romeinen 9, dan gaat het om Israël en de volkeren.
Dat God dan zelfs hele volkeren draagt maakt het nog wonderlijker. Aan de
ene kant lacht God om hoe de volkeren nu tekeer gaan. Dat is wel een lach
waar Zijn liefde achter zit.

‘Heel wonderlijk, want de volkeren lopen te hoop tegen Hem.’

Maar het geldt ook voor individuele mensen. Farao wordt genoemd in dat-
zelfde Romeinen 9. Ook dat was een instrument tot verontwaardiging. God
wekte hem op, om dat te doen wat we nu als een heel bijzonder stuk ge-
schiedenis kennen. We hebben geen idee hoe groot Gods kracht is, in
feite. Ook al die zonen van de weerspannigheid (Efeziërs 2:2) moeten er
zijn en hun plaats innemen in Gods grote plan.

‘In feite is God aan het werk aan beide kanten, om zo maar te zeggen?’

In elk geval draagt Hij met veel geduld de vaten van verontwaardiging die
toebereid worden voor de dag van het gericht. Maar Hij draagt ons als ge-
lovigen ook –met geduld, ja- tot de dag van onze vrijkoping. Aan beide kan-
ten is Zijn liefde de motor en drijvende kracht achter het dragen met geduld,
omdat Hij door alles heen uiteindelijk Zijn weergaloze liefde wil laten zien.

‘Ah ja, mooi zeg. Het is geweldig.’

Het summum was toen Zijn Zoon aan het hout geslagen werd door de han-
den van zondaren. God reageerde niet in tomeloze woede, maar in liefde en
laat nu al 2000 jaar een ongekende boodschap van genade, verzoening en
liefde naar de mensen uitgaan. Dat is Zijn antwoord. Machtig, wanneer je
erover nadenkt. En gemeenteleden zijn het bijzondere voorwerp van Zijn
liefde en genade. Die koestert Hij aan Zijn hart: in Christus Jezus.

Woord vandaag

‘Heel fijn, dat we lezen dat alles door Hem is.’

Geloof is het werk van God in de mens. Het kan niet uit de mens zelf
zijn. Door Zijn geest werkt Hij dat, opdat alle eer voor Hem is, en niet
voor de mens. De Heer Jezus zei dat zelf, en veel christenen zien Zijn
woorden in de evangeliën als het allerhoogste, dus dit zou voor hen
maatgevend moeten zijn. De Heer zei nog meer over dat wat God doet:

Mijn Vader werkt tot nu toe; ook Ik werk

‘Dat was naar aanleiding van de genezing van de kreupele in Bethesda.’

En dat gebeurde bovendien op een sabbat! Dat was voor de wettische
Joden een onverteerbare zaak. Zij waren meer bezig met de religieuze
regels dan met de vreugde over man die na 38 jaar genezen was. De Heer
antwoordt hen dan met de opmerking, dat het een werk van de Vader
is en door Hem tot stand gebracht. Hij werkte óók.

‘Zij waren weer niet blij met Hem.’

Ze hadden waarschijnlijk wel door dat Hij best eens de beloofde Messias
kon zijn. Maar ze discussieerden over of Hij dan wel de Zoon van God kon
zijn. Ze probeerden Hem te doden. Niets minder dan dat. Ze wilden erg de-
finitief van Hem af, opdat zij hun eigen positie konden handhaven. Terwijl
ze als het volk van God, juist hun God hadden moeten loven en prijzen om
de wonderen die gebeurden, want dat waren ook tekenen, dat Vader aan
het werk was en dus eindelijk het Messiaanse rijk kon aanbreken.