‘Wat een evangelie. Paulus heeft veel te zeggen. Grote genade.’

De Heer is nabij. In Filippenzen staat, dat wij alles met gebed en smeekbede
bij Vader bekend kunnen maken. Met dankzegging. Dan zal Hij onze gedach-
ten en ons hart bewaren als in een vesting, in Christus Jezus. Dan maken wij
ons in feite geen zorgen meer, maar weten dat Hij zorgt. Paulus kende het ge-
heim, dat Vader alles in handen heeft en dat alles Zijn doel dient.

‘Heerlijk, als dat tot je doordringt. Hij zorgt.’

Paulus strekte zich uit naar het ervaren van de opstandingskracht van Chris-
tus in Zijn leven. Hem te kennen, en de kracht  van Zijn opstanding. Als je dat
in je leven gaat ervaren, dan kun je meer doen dan anderen in het werk van
de Heer. Daarom kon hij de broeders toespreken en zeggen dat zij overvloe-
dig konden zijn in het werk van de Heer. Terwijl zij op hetzelfde moment wis-
ten, dat hun arbeid niet tevergeefs is, in de Heer!

‘Ja, dat is het. Ingezet worden in Zijn dienst.’

Zijn dienst is: bezig zijn in de verzameling, roeping en opbouw van het lichaam
van Christus. Je bent tot opbouw, wanneer je de ander kan steunen en voor de
ander kan bidden. Tot troost kan zijn. Wij zeggen dan: in simpele, eenvoudige
dingen. Je bent tot opbouw, wanneer je de ander kan bemoedigen door een
gebaar, een blijk van meeleven, onder andere, dan ben je tot opbouw
in en van het lichaam van Christus bezig!

‘Fijn, deze dingen. Het verheldert. Het zit dus niet in grote dingen, maar in
al wat je doet tot opbouw.’

Dat is nuttig. Waar Paulus zegt, dat alle dingen hem geoorloofd zijn, zegt hij
er direct bij, dat niet alles nuttig is. En wat is nuttig? Dat wat tot opbouw van
de gemeente is. Nuttig is, wanneer we elkaar genade schenken, indien iemand
tegen iemand een klacht heeft (Kolossenzen 3:13), en zoals de Heer jullie
genade schenkt, zo ook jullie. We zien de liefde van God op die manier werken!