13 september 2019

‘Zijn einde was niet definitief.’

God wekte Zijn Zoon op uit de doden
in oneindig leven. We lezen bij Elia en 
Elisa van opstanding. De Heer wekte
het dochtertje van Jaïrus, Lazarus, de
jongeman van Naïn. Zij stonden op uit
de dood maar stierven later weer. De
Heer is levendgemaakt. Hij ontving di-
rect onsterfelijkheid en is de Enige Die
dat nu is, nog wel. Binnenkort zal Zijn
geestelijk lichaam erbij komen. Wij kij-
ken ernaar uit, de bazuin zal zó, ineens
klinken, heel verrassend.

 ‘Alle medegelovigen weer ontmoeten.’

Dat is fijn. Onder gelovigen kan zoveel
gebeuren. Niettemin zijn alle gelovigen 
ooit door God tevoren gekend en tevo-
ren bestemd. Zij worden dan geroepen
op Gods tijd. Zij zullen zeker horen en
geloven. Dat is Gods werk. Net zoals al-
les wat met de gelovigen gebeurt Gods
werk is. Het roepen, rechtvaardigen en
verheerlijken is evenzeer Zijn handelen
met ons. Alles uit Hem.

‘God is voor ons.’

Omdat wij in Christus zijn, zijn wij ver-
bonden met de Vader, Die ons onuit-
sprekelijk liefheeft. Wij hebben vrij en
te allen tijde toegang tot de Vader. In
alle omstandigheden kunnen wij daar
dankbaar gebruik van maken. Juist in
het lijden dat over ons komt is dit rijk 
en bemoedigt ons. Israël zal dit pas in
zekere mate genieten op de nieuwe 
aarde. En bij het einde van Gods plan
volkomen, met alle vrijmoedigheid.