‘Belangrijk, Titus, dat zie ik nu.’

Deze brief blijft nogal eens onder 
het stof liggen. We lezen verder:

Zij belijden God te kennen, met
hun werken loochenen zij Hem
echter, aangezien zij gruwelijk
zijn en weerspannig, onbeproefd
tot ieder goed werk    Titus 1:16

Nadat Paulus in 1:10,11 gevolgen
liet zien van de ‘oudsten’ die zich
als zodanig hadden opgeworpen,
geeft hij scherp aan hoe het zit.

‘Een verkeerde situatie.’

Men was op Kreta zonder twijfel
misleid door de tegenstander. En
die had de ‘oudsten’ gestrikt. We
zullen lezen wat Paulus in Titus 2
voor aanwijzingen geeft; de ach-
tergrond lezen we dus in 1:10,11
en 16. Centraal is daarin: onder-
schikking. In 1:10  schreef hij al: 
want velen zijn niet onderschikt,
en hij noemt ook bij de criteria in
vers 7: geen ruziezoeker.

‘Onderschikking, dat is het.’

Het is een innerlijke houding. In
Romeinen 8:20 stelt Paulus, dat
de schepping onderschikt is aan
vruchteloosheid, niet vrijwillig,
maar door Hem die onderschikt.
Dit betekent: in onderschikken
zit iets vrijwilligs. Opgeroepen in
het evangelie dat klinkt. Groot is
Christus Jezus in Zijn ootmoedig-
heid, en Hij is ook het voorbeeld
voor ons; voor alle gelovigen.