En hij heeft het teken van de 
besnijdenis genomen, een zegel 
van de gerechtigheid van het 
geloof dat in de voorhuid was, 
opdat hij vader is van allen die 
geloven door voorhuid, zodat 
hen gerechtigheid toegerekend
wordt
     Romeinen 4:11

Paulus toont hier duidelijk aan 
de hand van de feitengeloof
heeft niets van doen met status.
Voor God maakt het echt niets
uit of iemand besneden is. 
Besnijdenis laat zien dat men bij
Israël hoort. Maar de geestelijke 
betekenis is dat het vlees niets in
te brengen heeft
. Naar zijn eigen 
volksgenoten spreekt de apostel
over Abraham. Het geloof dat 
tot rechtvaardigheid gerekend is,
was al aanwezig toen de oude 
aartsvader nog onbesneden, in 
de voorhuid, was. 
De handeling
(met mensenhanden) kón geen
invloed hebben op toerekenen
door God. We lezen iets verder
in Romeinen 4, dat geloof juist
overeenstemt met genade