‘Saulus werd Paulus, en hij werkte ongelooflijk veel.’

Dat is heel bijzonder. Maar in onze tekst van 1 Corinthiërs 15 wordt duidelijk,
dat al die inspanningen óók genade van God was! Paulus trekt de verdiensten
niet naar zich toe, maar geeft aan, dat al dat dienstbetoon aan zijn Heer óók
genade is. En zo geldt dat ons exact hetzelfde. Dat heeft niet te maken met
‘iets moeten bewijzen’ of zo, maar het is alleen en uitsluitend te danken aan
de werkingskracht van God in je leven.

‘Daarin gaf Paulus aan God alle eer, inderdaad.’

En zo is dat. Dat deed Abraham ook, toen hij tegen alle verwachtingen in bleef
geloven in de God die de doden levend maakt, El-Sjaddai! Luister naar Paulus:

En hij heeft aan de belofte van God niet getwijfeld door ongeloof, maar werd
gesterkt in het geloof, terwijl hij God de eer gaf.
Romeinen 4:20

Kijk, daar gaat het om! Hij schreef alle werkingskracht in zijn leven aan God
toe, en daarmee gaf hij aan God de eer. En daar heeft Jakobus het niet over.
Jakobus heeft het over de buitenkant, wat daar te zien is van het geloof in het
leven. Paulus spreekt over de binnenkant; de geestelijke kant, het geloof in
het hart en de innerlijke overwegingen van Abraham.
Juist omdat er niets gebeurde een tijd lang, bleek Abrahams geloof in de
beloften van God, namelijk dat God bij machte is uit een situatie van dood nieuw
leven voort te brengen! Hij vertrouwde volledig op de kracht van God, en zag wel
zijn eigen tekort aan kracht, maar dat vaste geloof/vertrouwen werd hem
gerekend tot gerechtigheid:

Hij was er ten volle van overtuigd dat God ook machtig was te doen wat beloofd
was.
Romeinen 4:21

‘Mooi. Dat vaste vertrouwen in je hart, als je dat ervaart geeft je dat rust en kracht.’

En daarom hechten wij zoveel aan het heel dicht op dat woord van God bezig
te zijn. Het laat zien wie Hij is en dat Hij álle touwtjes in handen heeft.
Uiteindelijk beseffen wij en dringt het steeds dieper tot ons door, dat Hij
werkelijk alles doet samenwerken tot het goede: de gezegende uitkomst
die Hij zal geven!