Gods genade is iets, dat wij nooit kunnen verdienen. We kunnen er alleen wel dankbaar gebruik van maken. Paulus besefte, dat Zijn genade hem de kracht schonk om het vele werk te kunnen doen wat hij deed. Hij beschrijft dat in 1 Corinthiërs 15:1-11. Hij wist zich een ontijdig geboren iemand. Geen recht op de plaats van apostel. Hij had door zijn gedrag alle rechten allang verspeeld. Hij had nota bene de gemeente van God fanatiek vervolgd (vers 9)! Daar was hij achteraf helemaal niet trots op. Integendeel. Hij was het niet waard een apostel genoemd te worden. De geschiedenis is bekend. Op weg naar Damascus om zelfs buiten het land mensen van de weg van Jezus gevangen te nemen. Zo ver ging hij. Op weg naar Damascus, buiten Israël, niet meer onder de wet (strikt genomen), dáár ontmoette de Heer hem. Hoe? In veroordeling? Nee! In genade! En niet een beetje.
Overvloedige genade ontving Saulus, en dat had hij ontdekt. Als er één is geweest, die de diepte van Gods genade is gaan begrijpen, dan is het Paulus.
Wat een diepe vreugde moet er in het hart van Saulus gekomen zijn, toen hij ontdekte, dat de Heer Jezus hem niet veroordeelde (wat hij als een tot en met wettisch mens zeker had verwacht), maar hem genade schonk!
Weet u wat het wonderlijke is met Gods genade? Je krijgt wat je niet verdient! En dat wekt automatisch vreugde in je hart op. En dan heb je het geproefd. Dan wil je meer.
En dan gaan je handen en voeten als vanzelf meedoen met die vreugde in je hart!