‘We hebben het bijzondere voorrecht, dat we bij het lichaam van
Christus mogen horen.’
Er was niets in ons wat God moest bewegen om ons uit te kiezen.
Het was helemaal van Zijn kant al vastgelegd, zelfs al voor de
nederwerping van de wereld, zo zegt Efeziërs 1:4 dat. De liefde
was van Gods kant, en Hij heeft in de tijd ons geroepen door het
goede nieuws, dat de apostel van de natiën brengt. Hij wekte het
geloof in ons hart, net als bij Lydia, de purperverkoopster.
‘Dit maakt mij zó blij in mijn hart. Ik kan wel blijven juichen!’
Geen enkele veroordeling treft ons of kan ons treffen, omdat wij
gerechtvaardigd zijn door het geloof van Jezus Christus en met
God verzoend door de dood van Zijn Zoon. We zien in het rijke
evangelie, dat wij door God tevoren gekend en bestemd waren, en
door Hem geroepen en gerechtvaardigd zijn; Hij zal ons verheer-
lijken.
‘Tsja, wat een rijkdom he. Heerlijk om daar weer bij stil te staan.
We moeten elke dag verder: wát een verwachting!’
We zijn rijk gezegend door Hem. Overladen met Zijn genade, we
kunnen niet anders dan Hem danken voor zoveel fijns, we ver-
blijden ons elke dag weer. En het geeft diepe vrede en rust in ons
hart. Dat kan niemand kopen, hoe hoog de prijs ook is. Het is Zijn
vrede in ons. Dat beëindigde alle vijandschap. Vrede met God en
van daaruit met de ander die Hij op onze weg brengt.
‘Deze rijkdommen lees je alleen bij Paulus, dat maakt het ook
bijzonder.’
Nou en of! Laten we blijvend diep dankbaar zijn dit zo te mogen
weten in ons hart. Het blijft een innerlijk zeker weten, dat door
Zijn geest in ons is. Verzegeld en al kijken we uit naar de grote
dag van onze vrijkoping, het zoonschap dat dan lijfelijk aan ons
zichtbaar zal worden: heerlijkheid, licht in de ontmoeting met
Hem, die ons onuitsprekelijk liefheeft!