‘Machtig, dat Hij zo ver ging, dat Hij mens werd om te sterven onder de
vloek van de Thora.’
Het heeft ook te maken met Zijn verhoging. Maar eerst werd Hij diep vernederd
en verootmoedigd. Eerst moest Hij lijden om daarna Zijn heerlijkheid in te gaan.
Als we kijken naar Kolossenzen 1, dan lezen we een bijzonder gebed van de apos-
tel. Het daarin om de erkenning van Gods wil (1:9), waardig wandelen en groeien
in de erkenning van God. Dat staat haaks op wat wij mensen menen. Wij willen
graag erkenning bij God van wat wij willen en dat wij erkend worden.
‘In dit gebed is het precies andersom.’
Het tweede grote aspect is, naast de erkenning van Zijn wil en de erkenning van
God, dat wij de Vader danken voor wat Hij geeft. Hij maakt ons bekwaam (….)
voor het deel van het lot van de heiligen in het licht. (1:12).
Dat heeft te maken met Christus als de Zoon van Zijn liefde. Voor zover Hij de
grote Uitvoerder van Gods plan van eonen is, en wij bij Hem horen, worden wij
gezegend en verhoogd met Hem.
‘En wij zijn verlost uit de duisternis. Nu in Zijn licht!’
Dat is het. Daarom moest de Zoon van Zijn liefde aan het kruis. Er is in Kolossen-
zen 1 sprake van duisternis, vijandschap en vervreemding (1:13,21) én sprake
van het bloed van Zijn kruis (1:20). Dat zijn allemaal woorden die spreken van de
negatieve kant van Gods plan. Gods wil vereiste, dat deze facetten er zouden zijn.
En dat was alles noodzakelijk om de positieve kant uit te kunnen werken.
Want het welbehagen van God is, dat de Zoon van Zijn liefde verhoogd zou wor-
den boven alle geestelijke en menselijke overheid en macht. Het welbehagen van
God is de wederzijdse verzoening van het al. En dat alles door werk aan het kruis
van Zijn Geliefde Zoon!