‘Ook ben ik benieuwd naar de vijfde zegen in dit gedeelte.’
Dat vinden wij in vers 11:
In Hem ook zijn wij door loting aangewezen, wij die tevoren bestemd zijn
in overeenstemming met het voornemen van Hem
Ons lotdeel te midden van de hemelingen. Wij zijn door loting aangewe-
zen in Hem. Dat is een beeldspraak, aan de hand van wat letterlijk bij Israël
gebeurde; het land werd door loting onder Jozua toebedeeld aan de stam-
men en de families. Zo is ook ons hemels lotdeel ons in Hem toebedeeld.
Heel wonderlijk, dat wij nu een domein in de hemelen hebben, zoals Filip-
penzen 3 zegt.
‘Fantastisch. Heel opvallend dat wij dit hebben ontvangen. Genade!’
Nou en of het genade is! Rijkdom aan genade en heerlijkheid. Er staat ook
bij dat wij daartoe tevoren bestemd zijn. Voordat wij bestonden was ons
dat al toebedeeld door de Vader. Geen enkel iets in ons heeft dat opge-
roepen bij Vader, nee het was Vaders tevoren bestemmen dat ons in die
positie heeft gebracht. En dat was helemaal in overeenstemming met het
voornemen (van de eonen), dat de Vader laat uitvoeren door Christus Je-
zus. Wij vormen daarin een essentieel onderdeel, omdat wij de leden van
Zijn lichaam zijn.
‘Helemaal weer bijzonder. We kunnen er maar niet over uit.’
Wij zijn dus tevoren bestemd voor dat lotdeel te midden van de heme-
lingen. Dat is het gebied dat óók verlost moet worden, en wij zijn dus
erg van belang voor dat aspect van het geheimenis van Christus! Ook de
hemelingen moesten gered worden! Ook zij zullen tot onderschikking
komen. Zij zullen onder de voeten van Christus komen en zo zich gewil-
lig onderschikken nadat het lichaam van Christus haar werk heeft ge-
daan. Niet als de bruid, maar als Zijn lichaam. Zo zien we hoe wonder-
lijk Efeziërs spreekt over ons als de uitgeroepenen uit deze boze eon,
die de laagsten waren zonder verwachting en zonder God in de we-
reld, maar nu tot de hoogsten van het universum opgetrokken worden
als de leden van Hem, die het al aan zich zal onderschikken!