2 augustus 2019
‘Verhelderend wat Paulus schrijft.’
Ja, ineens werd duidelijk vanuit God
gezien, dat onze wandel en dienstbe-
toon uit Hem is. Je kunt nu op twee
manieren redeneren:
1. Vleselijk: ik doe niets meer, want
wat hebben mijn inspanningen voor
zin? God moet het toch doen?
2. Geestelijk: het werken uit mijzelf
stelt niets voor. Maar nu ik weet, dat
God het is, Die het willen én het wer-
ken in mij werkt, span ik mij in om in
die dag Zijn ‘applaus’ te ontvangen.
‘Ja, nu wordt het duidelijker.’
De Filippenzen wandelden waardig
aan hun hoge roeping. In Filippenzen
2:12 zegt Paulus, dat zij altijd gehoor-
zamen en voegt er in één adem aan
toe, dat dat Gods werk in hen is. Dat
zou de motivatie zijn, ook voor ons,
om onze eigen redding (ja we zijn al
gered!) uit te werken met vrees en
beven. We vrezen God, dat is: diepe
eerbied voor Hem hebben, Hem er-
kennen als God. We dienen Hem en
Hij bewerkt daarin willen én werken.
‘Ja, voor Hem alle eer.’
Vanuit God gezien staan wij daar, bij
de bema (niet: rechterstoel), als Gods
uitgekozen favorieten. Dat geldt alle
leden van het lichaam van Christus.
Wij zullen dan ook als zodanig behan-
deld worden. Zonden zijn daar afwe-
zig. In het kostbare bloed van Christus
zijn wij gerechtvaardigden. En door de
dood van de Zoon met God verzoend.
God is daar in Christus niet onze Rich-
ter Die ons veroordeelt. Maar is daar
een trouwe Vriend, Die ons beloont
voor ons dienstbetoon en ons lijden.