11 juni 2019
‘Wij zullen Zijn beeld dragen.’
Wanneer we lezen, dat wij ook het
beeld van de Hemelse zullen dragen,
denken we terug aan vers 41 van 1
Corinthiërs 15. Daarin schrijft Paulus,
dat de hemellichamen een andere
heerlijkheid hebben. Sterren onder-
ling hebben andere heerlijkheid. Zo
kunnen we vermoeden, dat dat ook
met de leden van Zijn lichaam straks
het geval is. Paulus schreef wel in de
brief aan de Filippenzen, dat onze li-
chamen gelijkvormig gemaakt zullen
worden aan Zijn heerlijkheids-
lichaam (3:20,21).
‘Niet allemaal gelijk?’
Daar lijkt het toch op, wanneer we 1
Corinthiërs 15:41 lezen. De ene ster
heeft andere heerlijkheid dan de an-
dere. Omdat dat zo is in de komende
opstanding van de doden, zal vermoe-
delijk de uitstraling van heerlijkheid
door het ene gemeentelid anders zijn
dan bij het andere. En dat stemt over-
een met het feit, dat leden van het li-
chaam van Christus zullen regeren te
midden van de hemelsen, en andere
leden zullen dat niet doen.
‘Dat is een verschil.’
Daarom is er kennelijk onderscheid
in uitstraling. Na het moment van de
bema (rechterstoel) zullen de leden
van het lichaam van Christus ingezet
worden te midden van de hemelsen.
Daar komt verschil in positie naar vo-
ren en die zal zo blijven tijdens de ko-
mende eonen. Na de eonen vallen de
verschillen weg. We zijn in genade ge-
roepen, we leven in genade, we zijn
bijzonder rijk gezegend . Een grote
toekomst waarin het lichaam van de
Christus grote daden zal verrichten
om de hemelse schepselen tot en bij
God te brengen, in onderschikking.