Woord vandaag

‘Wat is er aan de hand met dat woord Parousia?’

Het wordt gebruikt om het hele stukje uit 1 Thessalonicenzen 4 een
andere draai te geven. Men wijst er op, dat het woord, dat heel letter-
lijk ‘(er)naast-zijn’ of ‘aanwezigheid’ betekent, in die dagen te maken
had met een de terugkeer van een koning. Als de koning terugkeerde
van een strijd als overwinnaar, liep men de stad uit om de koning in
triomf binnen te halen. Men ging dan de koning tegemoet om met de
koning de stad in te trekken.

‘Dat heeft te maken met die haarspeldbocht theorie?’

Ja. Men redeneert dan, dat het in 1 Thessalonicenzen 4 ook zo moet gaan
omdat daar het woord Parousia wordt gebruikt voor wat daar gebeurt.
De Heer is dan die koning die terugkeert als overwinnaar en de gelovigen
gaan Hem tegemoet in de lucht om met Hem op aarde terug te keren. Dat
is dan na minstens 3,5 of 7 jaar, hangt er weer van af wanneer men het mo-
ment van wegrukking plaatst.

‘Het lijkt wel een aardige gedachte. Maar ik begrijp, dat jij het anders ziet?’

Het past prachtig in de gedachte, dat de gemeente een ondergeschikte plaats
aan Israël op aarde in de 1000 jaar zal hebben. Wat de gemeente precies voor
plaats heeft en wat de gemeente dan op aarde gaat doen, is mij niet duidelijk.
Er staat ook niets over beschreven. Zeker bij Paulus niet. Paulus wijst juist
een andere kant op, in zijn latere brieven komt dat eerst goed naar voren.

‘Oke, maar hoe zit het dan met het woord Parousia?’

Wat er gebeurt met de uitleg van dat woord, is dit: men gebruikt de betekenis
die het woord in die tijd in het dagelijks leven had en laat die betekenis volledig
de uitleg van 1 Thessalonicenzen 4 beheersen. Dat is wat je niet zou doen. Als je
de bijbelse betekenis van een woord wil weten, dan neem je een concordantie,
je zoekt op waar het woord voorkomt en wat het woord in al die tekstverbanden
voor betekenis krijgt. Verder kijk je ook naar de gewoon letterlijke betekenis
van het woord of van de verschillende delen van het woord.

‘En dan gaat het plaatje er anders uitzien?’

Je ontdekt, dat het gewoon ‘aanwezigheid’ betekent. Vanuit de tekstverbanden
heeft het o.a. met de aanwezigheid van de Heer Jezus te maken, en dat op diver-
se tijden/momenten. Het wordt bijvoorbeeld ook gebruikt voor de aanwezig-
heid van de wetteloze in 2 Thessalonicenzen 2:9. In 1 Thessalonicenzen 4 gaat
het om de aanwezigheid van de Heer in de lucht. De vertaling ‘de Heer tegemoet’
is ook net niet wat het moet zijn en zelfs daardoor enigszins suggestief.
Het blijft iets geweldigs wat ons staat te wachten, daar gaan we de komende
dagen verder over nadenken!


Woord vandaag

‘Toch een wonderlijk systeem, dat men zo ver de bedelingen
doorvoert, dat men zelfs twee lichamen ziet.’

En dat terwijl er maar één Christus is, die zou zich moeten ver-
delen tot twee hoofden. En: bij welk lichaam zou Paulus horen?
Ach laten we maar stoppen met deze dingen, we zien dat het on-
zinnig is om zo door te gaan op deze leringen.

‘Maar er zijn ook andere leerstelligheden die erop uitdraaien dat
de wegrukking van de gemeente uit beeld raakt?’

Met name een visie vanuit de Tenach op ‘het koninkrijk’ dat al vele
vele vele discussies, meningsverschillen, et cetera heeft opgeleverd.
Men ziet dan vanuit de visie van het koninkrijk, dat de Heer Jezus zal
oprichten op aarde, te beginnen bij het volk Israël, en van daaruit zal
doorgaan over de hele aarde, dat de opname nauwelijks effect kan
hebben. Men weet er in feite niet goed raad mee.

‘Maar, hoe ziet men in die visie de gemeente, het lichaam van Christus?’

Dat is -en er zijn weer talloze verschillen in details- een groep geroepe-
nen uit de heidenen, die aansluiting krijgen bij Israël, men nadert tot
Israëls God Jahweh en vormt één geheel met degenen uit het volk die
ook in Messias Jezus zijn. Zij zijn dan met de gelovigen uit Israël de
eerstelingen van het aardse koninkrijk en zullen dan ook een functie
vervullen op aarde.

‘Wat is die functie dan?’

Israël is een priesterlijk koninkrijk, dus mensen uit de heidenen kunnen
geen priesters en koningen zijn, want dan krijg je het oude liedje van de
vervangingstheologie weer, dat de gemeente in de plaats van Israël is ge-
komen. Voor mij is niet duidelijk welke plaats de gemeente heeft in het
koninkrijk op aarde, in die visie. Velen hangen die visie aan, omdat gelo-
vigen vaak zich niet kunnen voorstellen dat zij ‘iets’ in de hemelen
zouden gaan doen. Te abstract. Men kan het niet pakken.

‘Maar zo bezien is de wegrukking van het lichaam van Christus toch over-
bodig?’

Probleem voor degenen die in deze gedachten leven, dat het er wel staat in
1 Thessalonicenzen 4. Dan moet je er wat mee. Men heeft daarvoor de haar-
speldbocht theorie ontwikkeld. De gedachte is dan, dat de gelovigen wegge-
rukt worden voor de grote verdrukking dan wel voor de 70e week van
Daniël 9:24-27, en daarna weer op aarde met de Messias Jezus terugkomen
naar Zacharia 14. Dit is gebaseerd op een uitleg van het Griekse woord
Parousia.

‘Wat is er dan met dat woord aan de hand?’

Daar gaan we morgen verder over nadenken!


Opmerkelijk

‘Wij mogen zeker zeggen, dat toen God de mens schiep, Hij niet
alleen de mogelijkheid van zonde tevoren zag, maar dat Hij van
tevoren de zekerheid ervan kende. Toch was de zekerheid van de
intrede van de zonde in de wereld door het terugtrekken van Zijn
geest niet iets groters dan de zekerheid van de verdwijning en
verwijdering ervan. Wanneer? Als Hij het universum opnieuw
tot een tempel maakt, waarin Hij woont.’

Alan Burns, uit : Amerikaanse ‘Unsearchable Riches’, LXXX, blz. 192

Woord vandaag

Maar hoe probeert men dan de opname van de gemeente weg te
redeneren?’

Langs verschillende wegen. De ene weg is die van het zogeheten ultra-
dispensationalisme, een lastig woord, maar het betekent: een te ver
doorgevoerde leer van ‘bedelingen’. Men veronderstelt dan, dat je de
brieven van Paulus in tweeën moet delen: de ‘vroege’ en ‘late(re)’
brieven. Ofwel: de brieven die vóór Paulus’ gevangenschap zijn geschre-
ven en die tijdens zijn gevangenschap in Rome geschreven zijn.

‘Welke brieven zijn dat dan?’

De brieven die tijdens zijn periode van hechtenis in Rome zijn geschre-
ven, betreffen: Efeziërs, Filippenzen, Kolossenzen en 2 Timotheüs.
Volgens genoemde leer zou alleen in deze brieven de waarheid voor
vandaag staan. De rest is niet voor het huidige (gezamenlijk-)lichaam
bedoeld maar voor het lichaam van Christus dat er al was vóór Hande-
lingen 28:28. Men onderscheidt dan twee lichamen.

‘En dat heeft dan weer gevolgen voor de opname van de gemeente?’

Ja, want de opname was dan bestemd voor het lichaam van voor Hande-
lingen 28:28 en geldt dus niet voor de gelovigen die vandaag geroepen
worden, want die zitten in het gezamenlijk-lichaam (Efeziërs 3:6), en dat
lichaam heeft in die gedachte een andere gang: niet via de wegrukking,
maar direct na het sterven op de derde dag weer opstaan en naar de Heer
gaan. Dus er is in die visie voortdurend een opstanding van gelovigen op
de derde dag na hun verscheiden; zij gaan heen en komen in de hemel
bij de Heer.

‘Dan ben je de opname kwijt zoals die in 1 Thessalonicenzen 4 staat!’

Zeer zeker. Omdat die in de brieven vóór Paulus’ gevangenschap staat,
die dus vóór Handelingen 28:28 geschreven zijn, gelden ze niet voor nu,
en is de opname bedoeld voor een andere tijd. 1 en 2 Thessalonicenzen
zijn de vroegste brieven van Paulus, en dragen volgens de aanhangers
van bovenvermelde leer een sterk ‘Joods’ karakter en de bazuin heeft
dan te maken met Israël, want dat volk kende in de Thora een dag van
bazuinen. Paulus zou het dan daar over hebben.

‘Merkwaardige constructies, lijkt mij.’

Het is een opgebouwd leersysteem en dat leidt er toe, dat men op deze
gronden de wegrukking van de gemeente wegschrijft en wegschuift.
De ‘bewijzen’ voor deze leerstellingen zijn echter minder sterk dan ze
lijken. Er is wel sprake van een opbouw in Paulus’ brieven, maar die
heeft te maken met groei, ontwikkeling tot geestelijke volwassenheid.

Er bestaat geen enkele reden te veronderstellen dat er twee lichamen
zouden zijn. Dat blijkt nergens uit de brieven van Paulus. Eerder vinden
wij in Efeziërs 4:4 de eenvoudige waarheid: één lichaam en één geest….

Laten wij daarom vol vreugde met alle gelovigen uitkijken naar het
grote moment van de genade van de wegrukking van de gemeente!

Woord vandaag

‘Zeg, wat is nu het heikele onderwerp waar we over gaan nadenken?’

Wat Paulus schrijft in 1 Thessalonicenzen 4:13-18. De zogeheten ‘op-
name van de gemeente’. De pogingen die geweldige verwachting van het
lichaam van Christus weg te redeneren, weg te nemen, af te schrijven,
zijn vele. De een heeft er nog nooit van gehoord omdat het niet gepredikt
wordt, de ander is er een tijd blij mee, maar wordt op andere gedachten
gebracht, weer een ander vindt het maar een onwerkelijk idee en wil
liever met beide benen op de aarde blijven staan, en zo voorts.

‘Nou ja, ik ben er wel blij mee, en dat al jaren!’

Toch komen er vaak allerlei redeneringen naar voren, op grond waar-
van men dit gedeelte uit 1 Thessalonicenzen 4:13-18 wegschrijft en weg-
verklaart.
Een gedachte is, dat het een soort afgeleide was van Paulus om op zijn
manier te schrijven over de wederkomst van Christus. Men ziet in die
(kerkelijke) visie maar één wederkomst, dat is aan het einde van alle
tijden, op de jongste dag (of laatste dag = hetzelfde als jongste dag). Hij
komt dan ‘om te oordelen de levenden en de doden’, waar iedereen bij
betrokken is: ben je een schaap (gelovige), dan ben je na het laatste oor-
deel voor eeuwig behouden. Maar ben je een bok, dan ben je voor
eeuwig verloren.

‘In die gedachten van de kerk is de opname van de gemeente helemaal
geen punt, dus? Speelt helemaal geen rol?’

Ja, men heeft al die momenten van gericht (artikel 37 ngb) op één hoop
geschoven. Men ziet geen verschillen. Men onderscheidt evenmin in die
visie Israël en de gemeente, want aan het einde is iedereen gelijk. Ieder
staat voor de grote witte troon. Maar dat doet geen recht aan ‘de tijden en
gelegenheden’ en diverse fasen in Gods plan, die in de Schrift wel uit elkaar
worden gehouden.

‘Daarom zijn veel kerkmensen bang voor de wederkomst van Christus?’

Ja, omdat men niet zeker is van redding. Men houdt er altijd nog rekening
mee, dat men aan het einde van de rit tóch een bok blijkt te zijn. Kennelijk
niet genoeg naar de kerk gegaan, of niet genoeg goede dingen gedaan, of te
weinig geloof of wat dan ook maar. Men kan dan zelfs vreselijke angsten
hebben op het sterfbed. Verschrikkelijk!

‘Wat kunnen wij dan dankbaar zijn voor de boodschap van genade, dat het
niet van ons, maar van Zijn werk afhangt!’

Geweldig is dat, de redding ligt niet in ons vast, maar in Christus Jezus.
Fantastisch!