Opdat wij weten, wat God ons in genade schenkt!

‘God is goed, dat weet ik.’

De uiterste goedheid van God komt
in het goede nieuws naar voren.
je leert Hem kennen op een manier
zoals Israël dat niet kon. Van Mozes
wordt zelfs gezegd, dat Hij IEUE ken-
de van aangezicht tot aangezicht.

‘Ja, Mozes zag bijzondere dingen.’

Dat is onlangs heel even genoemd
in een bijbelstudie. Hij heeft op de
berg Sinaï ongelooflijke heerlijkheid
mogen zien. Van daaruit moest hij
anderen onderrichten. Opdat zij
naar wat Mozes getoond was, al-
lerlei konden maken.

‘Ja, is inderdaad heel bijzonder.’

Het is de goddelijke dienst van de
hemelsen. Dat heeft Mozes mogen
zien. Nu heeft de apostel Paulus een
nog grotere heerlijkheid mogen zien.
Hij werd opgetrokken tot in de derde
hemel. Hoorde en zag wat hij toen,
in eerste instantie niet kon zeggen.
Later wel, zo nemen uitleggers aan,
en heeft hij dat mogen bekendmaken
in zijn laatste brieven.

‘We zijn bevoorrechte mensen.’

In Hem, Christus onze Heer genade
ontvangen. Gerechtvaardigd om
niet in Zijn genade door de vrijko-
ping in Christus Jezus. Met God
verzoend door de dood van Zijn
Zoon heen. Geweldige waarheden
uit Romeinen.

‘Fijn om te luisteren.’

Het bouwt enorm je geloof op. Wat
afbreekt, is het discussies houden
over Zijn woord. Geloof komt door
horen. Horen van het woord van de
waarheid. Dat wat de apostel van
natiën mocht bekendmaken in zijn
brieven geldt voor de gemeente.

‘Ja fijn dat weer te horen.’

Mensen zijn blij met de woorden
van de brieven. In studies zijn deze
vers voor vers besproken, gespeld.
De rest van de Schrift is zeer zeker
nuttig tot onderricht en opvoeden
in de gerechtigheid. Daaruit wordt
bekend wie God is en wat Hij doet.

‘In Gods genade geopende ogen.’

God alleen kan de ogen openen.
Een mens kan uit zichzelf wat van
God komt (Zijn woord) niet begrij-
pen. Geen andere kracht dan die
van God kan oren openen. Door
Zijn geest zal de mens leren.

‘We zien dat bij de blindgeborene.’

Bijvoorbeeld, en bij anderen. Zo
ook bij de dove, en Hij zei ‘Effata’
dat is: word geopend. En vanaf dat
ogenblik kon de man weer horen.
Het oog en het oor zijn de instru-
menten om iets van God te leren
kennen.

‘God is veel groter dan wij.’

Hij is onze Maker; Hij maakte alles
voor Zijn doel en voornemen. Uit-
eindelijk, opdat wij de grote God
niet alleen als God, maar ook als
Vader leren kennen. Daarom was
het herstelwerk van Genesis 1:3-
2:4 zeer goed. Alles was klaar om
Zijn doel te kunnen bereiken!

‘Er is veel bekendgemaakt.’

Net zoals Saulus blind werd door het
licht van Christus, dat feller scheen dan
de middagzon, zo zijn oprechte chris-
tenen vaak niet in staat de waarheden
die Paulus mocht onthullen, te zien.
Eerst moet bij hen de bedekking van
hun ogen worden weggenomen.

‘Het licht is teveel voor hen?’

Bedekking kan wegvallen als God je
genadig is (Ananias). Hij is machtig de
hardste harten te verbreken.
Wanneer christenen door tradities ver-
blind zijn, kunnen ze de waarheden van
God voor een deel erkennen. En andere
waarheden, de diepere, niet
(1 Corinthiërs 2:7-16).

‘God is de Redder van allen.’

Vaak kunnen zij die waarheid niet aan-
vaarden. Dat ligt aan verdoving en ver-
blinding. Wanneer mensen niet goed
meer kunnen horen als gevolg van ou-
derdom, horen zij niet alles wat je zegt.
Ze vangen slechts een deel op.

‘Zo is het ook met gelovigen.’

Een reclame zegt half ironisch: ‘Was
nou maar naar ……. gegaan.’ Zou je
bijna denken, en de naam van de be-
kende apostel invullen. Maar God, die
alle eer en heerlijkheid toekomt, moet
de ogen en de oren open maken.
Opdat de mens alles kan zien en horen
wat God zegt en bedoelt.

‘We zitten toch dicht bij Zijn komst.’

Daarom zijn we ook bezig met het pro-
fetisch Woord, dat zeer vast is. Petrus
spreekt daarvan. We hebben de waar-
heid voor vandaag in Paulus’ brieven.
Al het andere is óók Gods Woord. Dat
is aan de mens gegeven tot lering, on-
derricht, opvoeding in gerechtigheid.

‘Daar zijn diverse periodes.’

Profeten van Israël spraken anders dan
Mozes, bijvoorbeeld. De Schrift zelf on-
derscheidt dit:

want de wet werd door Mozes gegeven,
de genade en de waarheid zijn door
Jezus Christus geworden
                                       Johannes 1:17

Hier wordt iets gezegd over twee ver-
schillende tijden. De eerste zinsnede zegt
iets over de tijd van het oude verbond,
maar er zou ook een andere aanbreken.
Die van het nieuwe verbond.

‘Ja dat is erg duidelijk, we lezen het.’

In Hebreeën lezen we over het scherpe
verschil tussen het oude en het nieuwe.
In die brief lees je veel meer op een ho-
ger geestelijk niveau dan in eerdere tij-
den. In Hebreeën wordt iets gezegd over
de goddelijke dienst van de hemelsen.

‘Dat lees je niet in Tenach.’

God behaagt het, later meer te onthullen.
Ook door Hebreeën, maar ook door een
Petrus, bijvoorbeeld. Die mocht ook deel
krijgen aan de zegeningen van het nieuwe
verbond en kon dieper spreken over de
voor Israël bekende waarheden. Toch zegt
hij op het laatst in zijn tweede brief, dat hij
Paulus niet goed kan begrijpen.