17 mei 2018
‘Diverse periodes in Gods plan.’

Waarin God steeds anders handelt. In
de tijd van de wet was het: doe dat en
je zult leven
. Het was onmogelijk, en

Jakobus (2:9) zegt dan ook:

…maar als jullie partijdig doen, werken
jullie zonde uit en jullie worden door de
wet aangetoond als overtreders

En dan komt Jakobus (2:10) met:

want indien iemand heel de wet houdt,
echter in één (ding) struikelt, is die straf-
baar geworden aan alles

Het kleinste onderdeel van de wet is al-
tijd van toepassing. Voldoe je daar niet
aan, dat rust het gevolg van (de overtre-
ding van) heel de wet op je.

‘Tsjonge, dat is nogal wat.’

Zo werkte de wet -strikt genomen- en
niemand kon daaraan voldoen. Er volgt
bij Jakobus nog een helder voorbeeld:

want Hij Die zegt: je zult geen overspel
plegen, zei ook: je zult niet moorden;
wanneer je nu geen overspel begaat 
en
wel moordt ben je overtreder van de
wet geworden
                Jakobus 2:11

Duidelijke taal, en het geldt natuurlijk
ook voor de veel minder grove overtre-
dingen. Als je een ‘klein’ gebodje over-
treedt, ben je overtreder van de wet.

‘Het vlees kan dat niet.’

Nee, samenvattend zei de wet, dat je
God zou liefhebben boven alles en de
naaste als jezelf. Beiden kan een mens
vanuit zichzelf niet opbrengen. Onder
het beheer van de wet zeker niet, toen
werd het alleen maar erger. Onder het
beheer van de genade wel, want daar-
in geeft God om niet, in Zijn genade, o-
vervloed aan geest, die Hij in ons hart
giet (Romeinen 5:5).