Werd besproken 11 februari 2015. De boekrol van leven:
wie staan daarin? Kun je eruit gewist worden? Zo ja, waarom?
Zo nee, waarom niet? Wat is de functie ervan bij de grote witte troon?
Wat moet je met Filippenzen 4:3? Waarom noemt Paulus het daar?
Tijdens deze studie-avond werden vragen gesteld, over ‘de eerste
opstanding’ (Openbaring 20:4-6). Wanneer is de opstanding van de
rechtvaardigen (Lucas 14:14)? En meer.
Luister hier: deel A en deel B.
Woord vandaag
‘Wat een plan. En wat een groot God!’
Zeker is, dat God uiteindelijk alle eer zal krijgen. Hij heeft alles ontworpen,
bedacht. Wat een wonderlijk voornemen, dat Hij het zó doet. Hij bewerkt
echt alles in overeenstemming met de raad van Zijn wil. Hij zal alles terecht
brengen. De uitspraken van de Schrift zijn duidelijk. God bedoelt wat Hij zegt,
en vaak menen wij te moeten toelichten wat Hij werkelijk bedoelt.
‘Ja en de tegenwerker, de oude slang, deed dat in de hof al!’
Zette daarmee Eva op het verkeerde spoor. Keerde om wat God zei en be-
doelde. God zei dat de mens zou sterven. De slang ontkende het en zei dat
de mens niet zou sterven. Dat is de grondslag voor al het beweren dat dood
een andere vorm van leven dan wel bestaan is. Maar, dood is volgens de
Schrift echt dood, hoe onprettig dat ook is – om te zeggen.
‘Dat geldt dus ook voor de tweede dood.’
Anders zou God een ander woord gebruikt hebben. Hij heeft zelf de uitwer-
king van het werpen in het meer van vuur op de mens zo betiteld. Dat is de
tweede dood: het meer van vuur. Mensen kunnen filosoferen en redeneren
wat ze willen over de tweede dood, maar dood is het. Alle mensen die in het
meer van vuur geworpen worden, gaan daarin voor de tweede keer dood.
Om uiteindelijk te leven, wanneer God alles in allen zal zijn. En in die uit-
spraak is alles echt alles en allen echt allen.
Woord vandaag
‘We zien steeds meer hoe Vader in de geschiedenis werkt.’
Zeker, misschien is wel een van de opmerkelijkste, dat God met veel geduld
de vaten (instrumenten) van verontwaardiging draagt. Wanneer we naar
het tekstverband kijken, Romeinen 9, dan gaat het om Israël en de volkeren.
Dat God dan zelfs hele volkeren draagt maakt het nog wonderlijker. Aan de
ene kant lacht God om hoe de volkeren nu tekeer gaan. Dat is wel een lach
waar Zijn liefde achter zit.
‘Heel wonderlijk, want de volkeren lopen te hoop tegen Hem.’
Maar het geldt ook voor individuele mensen. Farao wordt genoemd in dat-
zelfde Romeinen 9. Ook dat was een instrument tot verontwaardiging. God
wekte hem op, om dat te doen wat we nu als een heel bijzonder stuk ge-
schiedenis kennen. We hebben geen idee hoe groot Gods kracht is, in
feite. Ook al die zonen van de weerspannigheid (Efeziërs 2:2) moeten er
zijn en hun plaats innemen in Gods grote plan.
‘In feite is God aan het werk aan beide kanten, om zo maar te zeggen?’
In elk geval draagt Hij met veel geduld de vaten van verontwaardiging die
toebereid worden voor de dag van het gericht. Maar Hij draagt ons als ge-
lovigen ook –met geduld, ja- tot de dag van onze vrijkoping. Aan beide kan-
ten is Zijn liefde de motor en drijvende kracht achter het dragen met geduld,
omdat Hij door alles heen uiteindelijk Zijn weergaloze liefde wil laten zien.
‘Ah ja, mooi zeg. Het is geweldig.’
Het summum was toen Zijn Zoon aan het hout geslagen werd door de han-
den van zondaren. God reageerde niet in tomeloze woede, maar in liefde en
laat nu al 2000 jaar een ongekende boodschap van genade, verzoening en
liefde naar de mensen uitgaan. Dat is Zijn antwoord. Machtig, wanneer je
erover nadenkt. En gemeenteleden zijn het bijzondere voorwerp van Zijn
liefde en genade. Die koestert Hij aan Zijn hart: in Christus Jezus.
Woord vandaag
‘Heel fijn, dat we lezen dat alles door Hem is.’
Geloof is het werk van God in de mens. Het kan niet uit de mens zelf
zijn. Door Zijn geest werkt Hij dat, opdat alle eer voor Hem is, en niet
voor de mens. De Heer Jezus zei dat zelf, en veel christenen zien Zijn
woorden in de evangeliën als het allerhoogste, dus dit zou voor hen
maatgevend moeten zijn. De Heer zei nog meer over dat wat God doet:
Mijn Vader werkt tot nu toe; ook Ik werk
‘Dat was naar aanleiding van de genezing van de kreupele in Bethesda.’
En dat gebeurde bovendien op een sabbat! Dat was voor de wettische
Joden een onverteerbare zaak. Zij waren meer bezig met de religieuze
regels dan met de vreugde over man die na 38 jaar genezen was. De Heer
antwoordt hen dan met de opmerking, dat het een werk van de Vader
is en door Hem tot stand gebracht. Hij werkte óók.
‘Zij waren weer niet blij met Hem.’
Ze hadden waarschijnlijk wel door dat Hij best eens de beloofde Messias
kon zijn. Maar ze discussieerden over of Hij dan wel de Zoon van God kon
zijn. Ze probeerden Hem te doden. Niets minder dan dat. Ze wilden erg de-
finitief van Hem af, opdat zij hun eigen positie konden handhaven. Terwijl
ze als het volk van God, juist hun God hadden moeten loven en prijzen om
de wonderen die gebeurden, want dat waren ook tekenen, dat Vader aan
het werk was en dus eindelijk het Messiaanse rijk kon aanbreken.
Woord vandaag
‘Intens is het wanneer we iets meer beseffen van alles is door Hem.’
Ja het hele plan van God is bedoeld om de werken van God te laten zien. In
schril contrast daarmee staan de werken van de mens. Het hele plan met de
mensheid laat zien wat de mens doet. Het is ijdel, leeg, nutteloos. Dat blijkt
uit de naam van de eerste die geboren werd: Abel. Zijn naam verwijst naar
het woord dat vaak in het boek Prediker gebruikt wordt: ijdelheid, leegte –
het Hebreeuwse woord hebel.
‘Salomo had met passie gekeken naar wat onder de zon plaatsvindt.’
En ontdekte dat het allemaal ijdel, leeg, nutteloos is. Wanneer men het niet
doet in afhankelijkheid van en vrees voor God. Daar eindigt het boek mee.
Het bevat dan ook wijsheid onder de zon. Wij mogen echter wijsheid van
boven de zon kennen: Christus, in Wie al de schatten van wijsheid en kennis
verborgen zijn. En wanneer je daar iets van weet, dan is het het werk van
God in je.
‘Ja, heel fijn, het is niet uit onszelf, het is van God.’
Daarom zegt de Heer Jezus ook in Johannes 6:28,29:
Zij dan zeiden tot Hem: “Wat zullen wij doen, zodat wij de werken van God
zullen doen?” Jezus antwoordde en zei tot hen:
Dit is het werk van God: dat jullie zullen geloven in Die Hij zendt.
De mens wil graag zelf de werken van God doen. Het antwoord is: geloof
in de woorden van God, en dat geloof ís het werk van God in de mens!
Er valt voor de mens niet zoveel te doen. Wat hij het beste kan doen, is
geloven in Hem die komen zou. En dat is geen werk van de mens zelf!